Bij de jeugd wordt de basis gelegd om later, als senior, het maximale uit de atletiekloopbaan te halen.
De basis van het groeien in de atletieksport is passie en plezier.
Vanaf de leeftijd van 6 jaar (kangoeroes – eerste leerjaar) leren de jongsten in groep en op een speelse manier wat hun lichaam al kan of nog niet kan. Voor deze leeftijdscategorie worden geen wedstrijden ingericht.
Geleidelijk aan (van 7 tot 12 jaar, benjamins, pupillen en miniemen) worden tijdens de groepstrainingen de basisbeginselen van de motorische vaardigheden (coördinatie, lenigheid, snelheid en uithouding) in de verschillende disciplines (sprint, afstand, springen en werpen) verder ontwikkeld.
Naast de bewegingsaspecten waken de trainers over de goede sfeer in de groep waarin de jonge atleten van elkaar leren en leren samen sporten, samen plezier maken en samen uitdagingen aangaan.
Het deelnemen aan wedstrijden is onontbeerlijk in de ontwikkeling van de jonge atleet. Tijdens de wedstrijden leren de atleten hun grenzen kennen. Ze ontdekken het plezier van het verbeteren van hun persoonlijke record, het winnen van een naturaprijs of soms zelfs een medaille. Ook leren ze omgaan met verlies. Trainingsvrienden worden tijdens de wedstrijd plots concurrenten… Tijdens aflossingswedstrijden leren ze dan weer samen te winnen of … samen te verliezen.
De nadruk van deze wedstrijden ligt meer op het deelnemen en op het zijn of haar best doen, dan op het winnen, meer op het verbeteren van een persoonlijk record, dan op het verbeteren van het record van een andere atleet.
Vanaf de leeftijd van 13 jaar (kadetten – tweede middelbaar) worden de jonge atleten speciefieker in een discipline (sprint, uithouding, werpen of springen) begeleid, en dit zonder de basisvorming uit het oog te verliezen. Het competitieve aspect wordt langzaam maar zeker belangrijker..